‘We duwen ons door de hartenpijn heen van alleen wakker worden, het dagelijkse gemis van honderdduizend kleine dingen, van wat was en nooit meer terugkomt,’ hoorde ik van de twintig weduwen die ik sprak. Vijftien zijn er in het boek gekomen. Hun verhalen over wat hun overkwam en hoe ze daarmee omgingen, zijn niet rechtlijnig. Hun gevoel bewandelt kronkelwegen. Hun rouw kan zich een tijdje rustig houden om zich vervolgens zonder pardon weer op de voorgrond te dringen. Niet één keer, niet honderd keer, maar telkens opnieuw banen ze zich een weg naar een nieuwe stabiele situatie waarin ze weer van het leven kunnen genieten en geluk kunnen ervaren. De weduwen vullen elkaar aan en spreken elkaar van tijd tot tijd tegen, omdat niet iedereen hetzelfde op dezelfde manier beleeft. Bovendien zitten ze in verschillende fasen van het omgaan met het verlies. Bij de een was het overlijden meer dan twintig jaar geleden, bij de ander iets meer dan een jaar en bij de rest ergens daartussenin. Het boek is ook bedoeld voor familie en vrienden van mensen die hun lief verloren of nog aan het verliezen zijn. Hoe kunnen we ze helpen? De weduwen geven daar aanwijzingen voor. ‘Blijf bellen,’ zeggen ze. ‘Blijf langskomen, blijf ons uitnodigen, ook als we in het begin maar een uurtje kunnen blijven.’ Hun rouw duurt langer dan we denken. De aanpassing naar leven in hun eentje is een bocht die langzaam wordt genomen. Dat wordt in de verhalen van de weduwen keer op keer duidelijk.Weduwen, hoe werkt dat?
Het moeilijkste tijdstip is ’s avonds tussen halfzeven en halfnegen als ze na het werk binnenkomt. Waarom zit hij hier niet de krant te lezen? Waar is haar heerlijke, lieve kok? (Evelyne)
Niemand kan het grote verdriet wegnemen. Desondanks helpt het wel als mensen er zijn en luisteren. (Eugénie)
© 2017 Lisette Schuitemaker. All Rights Reserved.